Een gedaagde is bij vonnis in kort geding van 14 juni 2023 bij verstek veroordeeld om zijn bedrijfsruimte te ontruimen. Het vonnis is niet aan hem in persoon betekend, maar het staat vast dat hij op 16 juni 2023 met zijn advocaat gebeld heeft over de inhoud van het vonnis. Hij wenst in verzet te komen tegen het vonnis en op 14 juli 2023 vraagt hij een zittingsdatum aan. Op dezelfde dag wordt die datum aan de advocaat van de wederpartij medegedeeld. De verzetdagvaarding wordt op 17 juli 2023 betekend aan de wederpartij. De te beantwoorden vraag is of het verzet tijdig is ingesteld.
De voorzieningenrechter Amsterdam (14 september 2023, RBAMS:2023:5784) oordeelt van wel. De zaak is op 14 juli 2023 aanhangig gemaakt. Dit is binnen vier weken na het plegen van enige daad waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is zoals bedoeld in art. 143 lid 2 Rv. De zaak is aanhangig zodra aan de wederpartij de mededeling gedaan is op welke dag de zaak in kort geding zal worden behandeld. Het “exploot van dagvaarding” zoals genoemd in art. 143 Rv mag ook gelezen worden als de mededeling zoals bedoeld in artikel 3.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie.
In literatuur en rechtspraak zijn op dit punt niet duidelijk (zie bijvoorbeeld Asser Procesrecht/Boonekamp 6 2020/156). Het eigen karakter van het kort geding brengt mee dat het in eerste aanleg wordt beheerst door eigen processuele regels die weliswaar, voor zover mogelijk en in de praktijk bruikbaar, zijn geënt op de wettelijke regeling van de bodemprocedure, maar daarvan toch in diverse opzichten afwijken (zie Hoge Raad 3 juni 2016, HR:2016:1087, r.o. 3.3.2). De ratio van art. 143 Rv is dat de vierwekentermijn afloopt op het moment dat de verzetzaak aanhangig wordt. In een bodemzaak is dat de dag waarop (het exploot van) dagvaarding aan de gedaagde is betekend (artikel 125 Rv). Een kort geding kan echter al eerder aanhangig zijn, namelijk zodra “aan de gedaagde mededeling wordt gedaan van het voorgenomen kort geding, alsmede van de datum en het tijdstip van behandeling daarvan, en hij van de inhoud van de conceptdagvaarding op de hoogte is gesteld”; de zaak is aanhangig zodra de zojuist bedoelde mededeling is gedaan (zie r.o. 3.3.5 van het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad). Artikel 3.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie, versie 1 juli 2023 bepaalt: “De eisende partij deelt uiterlijk twee dagen na ontvangst van de dagbepaling de dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling mee aan de gedaagde partij en zendt haar de concept-dagvaarding toe.” De gedachte dat in art. 143 Rv bij toepassing in kortgedingzaken voor “exploot van dagvaarding” moet worden gelezen: ‘exploot van dagvaarding of bij de mededeling, bedoeld in artikel 3.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie’, en daarmee de ter zitting genomen beslissing dat het verzet tijd is ingesteld, is nog steeds (minst genomen) verdedigbaar.