Inschrijving in het rechtsmiddelenregister

Advocaten opgelet! Het ging van de zomer weer eens mis bij het appelleren tegen een veroordeling om mee te werken aan de levering van een registergoed. Verzuim om het rechtsmiddel in te schrijven in het rechtsmiddelenregister leidt tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring!

Inschrijving in het rechtsmiddelenregister

Als een appellant in hoger beroep gaat tegen een veroordeling om mee te werken aan de levering van een registergoed en daarbij verzuimt om het rechtsmiddel in te schrijven in het rechtsmiddelenregister zoals bedoeld in art. 433 Rv, leidt dit tot grote problemen.

Een veroordeling tot medewerking van de levering van een registergoed moet gezien worden als een uitspraak ex art. 3:300 lid 2 BW, waarvan de rechter heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte of van een deel van een zodanige akte. Voor het instellen van een gewoon rechtsmiddel tegen een dergelijke veroordeling geldt er een bijzondere voorwaarde. Deze voorwaarde is genoemd in art. 3:301 lid 2 BW, namelijk:

a. verzet, hoger beroep en cassatie moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen ervan worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister als bedoeld in art. 433 Rv;

b. waarbij geldt dat de verzettermijn van vier weken (in afwijking van art. 143 Rv) begint te lopen vanaf het moment van betekening, ook als dat niet een betekening in persoon is geweest.

De inschrijfplicht van art. 3:301 lid 2 BW geldt om derden te beschermen die afgaan op de informatie van de openbare registers. Het verkrijgen van registergoederen vereist rechtszekerheid. Als gevolg van deze bepaling kan de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat er geen rechtsmiddel is ingesteld, afgaan op het rechtsmiddelenregister.

Deze griffiersverklaring is nodig vanwege het voorschrift van art. 3:301 lid 1 BW, inhoudende dat een uitspraak ex art. 3:300 lid 2 BW eerst na betekening aan de veroordeelde partij kan worden ingeschreven in de openbare registers indien:

a. de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;

b. of uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en een termijn van veertien dagen of zoveel korter of langer als in de uitspraak is bepaald, sedert de betekening van de uitspraak is verstreken.

Art. 3:301 lid 2 BW schrijft voor dat het rechtsmiddel van verzet, hoger beroep en cassatie op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven in de registers zoals bedoeld in art. 433 Rv. Het verzuim om het rechtsmiddel tijdig in te schrijven wordt dus zwaar bestraft: opposant, appellant of eiser in cassatie is niet-ontvankelijk, althans voor zover het beroep of verzet betrekking heeft op dat gedeelte van de uitspraak ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het in de plaats treedt van de akte. Voor wat betreft een ander daarmee niet in verband staand, losstaand gedeelte van de uitspraak geldt de inschrijfplicht dus niet. Niet ter zake doet of vervolgens de griffier van de rechtbank hiervan een akte opmaakt, aangezien art. 433 Rv voor die inschrijving geen vormvoorschrift bevat, zodat de datum van ontvangst ter griffie bepalend is (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 augustus 2015, GHARL:2015:5957). De (beroeps)rechter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen (zie HR 4 mei 2007, NJ 2008,140, LJN AZ7615). De opposant, appellant of eiser in cassatie dient een dergelijke verklaring van de griffier van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gegeven, te overleggen. Het voorschrift van 3:301 lid 2 BW strekt ertoe de betrouwbaarheid te waarborgen van de openbare registers in het kader van de vereiste rechtszekerheid met betrekking tot het verkrijgen van registergoederen jegens derden (zie HR 24 december 1999, NJ 2000, 495). De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Dit is niet alleen van belang in de gevallen die in art. 25 lid 1, onder a en b, Kadasterwet zijn genoemd, maar ook in het geval waarin de in te schrijven uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden kwam tot dit onvermijdelijke oordeel op 28 mei 2013 (LJN CA1513),  evenzo  de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch op 16 juli 2013 (GHSHE:2013:3178), Amsterdam op 11 februari 2014 (GHAMS:2014:413), ’s-Hertogenbosch op 29 september 2015 (GHSHE:2015:3806) en Amsterdam op 10 december 2019 (GHAMS:2019:4480). Overigens, de termijn van acht dagen begint te lopen vanaf de appèldagvaarding, niet vanaf de hersteldagvaarding (zie gerechtshof Amsterdam, 10 juni 2014, GHAMS:2014:2437). De Hoge Raad bevestigde de vaste jurisprudentie met betrekking tot de sanctie van niet-ontvankelijkheid op 11 september 2015 (HR:02015:2531) en 23 april 2021 (HR:2021:647).

Ook een veroordeling, inhoudende dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking en handtekening van de schuldenaar voor het ondertekenen van de koopovereenkomst alsmede voor het doen passeren van de notariële leveringsakte, mag worden uitgelegd als een veroordeling waarbij het vonnis in de plaats treedt van de (voor levering van een registergoed bestemde) akte (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 maart 2020, GHARL:2020:2160).

Ook een hoger beroep tegen een rechterlijke veroordeling om volledig en onvoorwaardelijk mee te werken aan het passeren van de notariële leveringsakte en de bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de veroordeelde als hij in gebreke blijft met de betreffende levering, moet op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Als dit niet gebeurd is, is appellant niet ontvankelijk in het hoger beroep (zie gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 juli 2022, GHSHE:2022:2356).

De sanctie van niet-ontvankelijkheid geldt niet indien de rechtbank heeft bepaald dat de rechterlijke uitspraak blijkens het dictum in de plaats zal treden van noodzakelijke te verrichten rechtshandelingen in plaats van een op te maken akte. Aan art. 3:301 BW komt een beperkte strekking toe die niet mag worden uitgebreid met niet door de wettekst bestreken gevallen (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 mei 2017, GHARL:2017:3712). De Hoge Raad (27 maart 2020, HR:2020:538) oordeelt dat inschrijving niet vereist is als de levering plaatsvindt zonder dat de uitspraak ter vervanging van de leveringsakte is of nog zal worden gebruikt. Als de schuldenaar (de eigenaar die tot levering van een registergoed is veroordeeld) meewerkt aan de levering, dus zonder dat het vonnis van de rechtbank in de plaats was getreden van de akte tot levering, en hij gaat in hoger beroep, is hij niet verplicht om het hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Gelet op de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid is er geen grond het toepassingsbereik van art. 3:301 lid 2 BW uit te breiden tot gevallen die niet door de wettekst worden bestreken. Mocht in de bestreden uitspraak (in de bodemzaak) niet een bepaling zijn opgenomen zoals bedoeld in art. 3:301 lid 1 BW ~ de rechterlijke uitspraak treedt in de plaats van de akte ~ maar wel in een daarmee samenhangende uitspraak in kort geding, dan is een inschrijving in het rechtsmiddelenregister evenmin vereist (zie HR 22 april 2022, HR:2022:617).

Een veroordeling tot teruglevering van percelen, omdat een eigendomsoverdracht is mislukt vanwege het causale stelsel van art. 3:84 lid 1 BW, valt niet onder het bereik van art. 3:301 lid 2 BW. Het instellen van een rechtsmiddel tegen deze veroordeling beoogt immers geen eigendomsoverdracht. Een vernietiging van deze veroordeling zal er niet toe leiden dat een eigendomsoverdracht moet worden teruggedraaid. De vervreemder is immers eigenaar gebleven zodat de eigendom niet meer bij notariële akte hoeft te worden geleverd aan de vervreemder. De eis van inschrijving in het rechtsmiddelenregister geldt slechts voor gevallen waarin de bestreden uitspraak op het moment dat het rechtsmiddel wordt ingesteld, daadwerkelijk nog in de plaats kan treden van de akte van levering (zie Hoge Raad 15 juli 2022, HR:2022:1108 inzake ATI/ABC).

Een verklaring van waardeloosheid van een hypotheek of van een beslag op een registergoed kan worden ingeschreven en deze verklaring machtigt de bewaarder tot doorhaling van een ingeschreven hypotheek of beslag (art. 3:28 BW). Wordt de vereiste verklaring niet afgegeven dan verklaart de rechtbank de inschrijving ~ ten aanzien van alle inschrijfbare feiten, waaronder een hypotheek of beslag ~ waardeloos op vordering van de belanghebbende (art. 3:29 BW). Ook voor een hoger beroep tegen een dergelijke beslissing geldt een inschrijfplicht zoals onder meer bedoeld in art. 3:301 lid 1 BW bij gebreke waarvan appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard (art. 3:29 lid 3 BW). Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde zulks op 15 oktober 2013 (GHARL:2013:7695), het gerechtshof Den Haag op 1 augustus 2017 (GHDHA:2017:2189) en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2022 (GHARL:2022:6182).

Dezelfde sanctie van niet-ontvankelijkheid is verwoord in art. 3:27 lid 2 BW (rechterlijke verklaring omtrent recht op registergoed) en art. 5:32 lid 4 BW (grensvastlegging bij rechterlijke uitspraak).

Gerelateerd

Menu